Interview
Wim Opbrouck
‘Culturele duizendpoot’ of ‘renaissance mens’?
Wim Opbrouck krijgt wel eens het epitheton ornans ‘culturele duizendpoot’ opgespeld. Fraaier lijkt ‘Renaissance mens’ verwijzend naar een tijd waarin artiesten door hun veelzijdige talenten uitblonken.
Het lijkt eenvoudiger om aan te geven welke kunstvormen Wim Opbrouck niet genegen zijn. En daarbuiten kennen we hem ook nog als goedlachse host en presentator van televisieprogramma’s zoals Bake Off Vlaanderen. Hoe omschrijft deze polyvalente podiumkunstenaar het liefst zichzelf?
Wim Opbrouck: “Die verwijzing naar de renaissance is mooi omdat ik me ook zo wel voel. Ik heb het geluk gehad om aan Studio Herman Teirlinck af te studeren als “meester in de toneelkunst”. In die opleiding komen vele kunstvormen samen. Je zou me ook als een romanticus of als verhalenverteller kunnen omschrijven waarin ik onder meer door poëzie hierin nog wat extra artistieks verwerk. Ik ben ook met grafische en plastische kunst bezig, maak theater en films, ik zing en presenteer graag en speel piano.
Ik zie me als een gezonde nieuwsgierige en nieuwsgezinde mens. Ik herinner me nog dat ik als jonge acteur op het toneelpodium mocht staan naast grootheden als Bert André en Julien Schoenaerts die me behandelden als hun gelijke, me niet betuttelden, maar juist in dit vak inspireerden.”

Iemand die zo verfijnd op de mensen hun emoties én ratio weet in te spelen, zou dat ook iemand kunnen zijn die de setting voor een succesvol restaurant kan creëren waar beleving vandaag zo belangrijk is?
Wim Opbrouck: “Als jonge knaap wou ik chef-kok worden omdat ik thuis graag in de keuken rondhing. Maar het is een bijzonder harde stiel. Versmachtend. Ik heb een groot respect voor mensen die elke dag aan het fornuis staan. Elke job heeft uiteraard en al zeker als je die heel goed wil uitoefenen, een hard kantje. Wat ik als kind ook heel graag deed, was een tafel mooi en sfeervol dekken. Ja, gasten ontvangen, dat sprak me als kind nog meer aan dan koken. Ik heb dat trouwens nog altijd. Wanneer ik thuis met mijn vrouw aan tafel ga, ligt alles netjes in schotels en kommetjes en de tafel is feilloos gedekt. Dat alles gebeurt met de nodige toewijding. Het is zelfs een deelaspect van samen aan tafel zitten, dat ik nooit zal verwaarlozen. Een netjes gedekte tafel is voor mij een gespreksonderwerp op zich.”
Rituelen zie je ook op podia, in religies, in de vrijmetselarij.
Dan toch liever een rol in de bediening dan in de keuken?
Wim Opbrouck: “De functie van maître d’hôtel of gastheer was wellicht meer iets voor mij dan die van chef. Ze moeten ook kunnen acteren en voor hun gasten kunnen verstoppen dat ze bijvoorbeeld een rotdag hebben. Ze spelen een rol net zoals wij allemaal. Chefs ervaar ik vaak als slechte acteurs wanneer ze zichtbaar tegen hun zin een rondje lopen in het restaurant en de mensen gaan begroeten. Ik hou nochtans van dat ritueel karakter in restaurants. Rituelen zie je ook in het theater, op podia, in religies, in de vrijmetselarij… Een waarachtig opgevoerd ritueel zorgt mee voor de kwaliteit van de beleving.”


U schetst mooie raakvlakken. Voelt u als kunstenaar enig zielsverwantschap met chefs? Of zijn koks ambachtslui?
Wim Opbrouck: “Ambacht is vaak een bestoft woord maar als het gebruikt wordt in de context van meesterschap of vakbekwaamheid, zijn chefs te betitelen als echte ambachtslui. Kunst lijkt me echter iets veel subjectiever dan het resultaat van een ambacht. Kunst is meer confronterend, kunst kan uitdagen, emotioneren of agressie opwekken. Maar ik moet toegeven dat ik een prachtige ambachtelijke gemaakte kaas soms ook intuïtief als een kunstwerk beschouw. Ja, een kaasje kan me door zijn smaak én schoonheid ontroeren. Ik denk trouwens dat ware ambachtslui door hun betrokkenheid en toewijding, net zoals kunstenaars, ook een band met hun publiek zoeken.
Ze werken niet voor het applaus maar willen plezieren, verbinden, hun kunde tonen en zijn gefocust om hetgeen ze doen ook perfect vorm te geven. Wat chefs en kunstenaars daarin gemeenschappelijk kunnen hebben, is hun respect voor tradities, zeg maar ineens voor het verleden, en tegelijkertijd oog blijven hebben voor vernieuwing, verandering en verbetering. Dus ook voor de toekomst.”
Hebben ambachtslui en kunstenaars het streven naar perfectie gemeen?
Wim Opbrouck: “Voor mij is het streven naar perfectie op zich geen doel. Ik wil mensen graag in mijn liefde voor taal, voor grafische vormgeving, scenografie, dramaturgie of muziek meenemen in een verhaal. Samen met andere collega’s die goede smaak hebben, hen daarin trachten te betrekken. Ik speel graag piano en ben gezond jaloers op muzikanten die hun hele leven hebben gewijd aan het bespelen van bijvoorbeeld de hobo en dat instrument dan ook perfect beheersen. Ik ben bevriend met verschillende topfotografen die 100% gefocust zijn op hun werk en ik bewonder hun zin voor perfectie. Ik verdeel echter mijn tijd en energie over heel veel zaken en ik wil daarbij een divers publiek kunnen bereiken. Van wat ik graag doe, heb ik mijn werk gemaakt.
En ja, ik hou ook van lekker eten dat niet duur of perfect moet zijn om goed te smaken. Maar ik behoed me wel voor overdaad. Op het vlak van cultuurbeleving daarentegen, ben ik wel te bestempelen als een echte veelvraat.”